Experts Rijnland Instituut bijgepraat over onderzoek binationale mbo-curricula
Het onderzoek van het Rijnland Instituut naar de ontwikkeling van binationale mbo-curricula aan weerszijden van de Duits-Nederlandse grens, kan een doorbraak betekenen in een slepend dossier.
Al tientallen jaren wordt door beide overheden zonder veel voortgang gesproken over de wederzijdse erkenning van onderwijsdiploma’s. Het Rijnland Instituut heeft op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken het initiatief genomen de curricula van enkele gelijksoortige opleidingen op mbo-niveau te vergelijken. Het onderzoek richt zich op wat als specifiek euregionale competenties aangemerkt kunnen worden en waar die aan moeten voldoen. Als de gewenste competenties duidelijk zijn, zullen die geïmplementeerd worden in twee mbo-curricula. Programmamanager Prof. dr. Wolfgang Arens-Fischer die binnen het Rijnland Instituut verantwoordelijk is voor onderzoek, onderwijs en ontwikkeling van het kennisnetwerk, benadrukte in een overleg met de experts dat hij verwacht dat als de curricula tot op de komma met elkaar worden vergeleken, de verschillen niet zo groot blijken te zijn. De geïnformeerde deskundigen die in maart online elkaar ontmoetten, maken deel uit van de expertgroep van het Rijnland Instituut. Arens-Fischer: ‘Het zijn vooral de euregionale competenties, zoals je open stellen voor de ander, een lerende houding kunnen aannemen en ook culturele verschillen onder ogen zien en daarvan willen leren, die aandacht behoeven. Het gaat daarbij zowel om de zogenoemde hard- als de softskills. Als we dat samen met de betrokken onderwijsinstellingen en werkgevers in de leermodulen die deel uitmaken van de curricula weten te ondervangen, ontstaat een echt grenzeloze regionale arbeidsmarkt.’